Christenen, Geschiedenis, Jeshua de Messias, Jeshuaisten, Joden, Religiositeit + Wijze van Geloofsuitdrukking

Samen deel uitmakend van het Lichaam van Christus

De Nazarener rebbe bracht meerdere mensen bijeen waarvan hij hoopte dat zij samen in het geloof een gemeenschap zouden vormen die regelmatig bijeen zou komen en de Woorden van God tezamen zouden bestuderen.

Als Joodse leermeester bracht hij vooreerst Hebreeërs of Joden tezamen die in hun bereidwilligheid om hem te volgen zijn leer onder ogen namen. Deze Israëlieten werden door hun navolging van Jeshua (de Christus) in een nieuw verbond opgenomen. Zoals zij voorheen al Jehovah dienden bleven zij Diezelfde Allerhoogste Elohim aanbidden en prijzen maar leefden verder met het geloof dat de Messias nu gekomen was en voor hen de weg had vrij gemaakt om te kunnen genieten van de bevrijding van de slavernij der zonde met de dood tot gevolg.

Naar de tijd vorderde wensten ook goyim of niet Joden zich bij die groep van devote joden aan te sluiten. In het begin gaf dat wat strubbelingen, waarbij de Joden zich afvroegen of die heidenen nu al dan niet moesten besneden worden en al hun positieve en negatieve geboden, de Mitzvot aseh en Mitzvot lo taaseh, moesten navolgen. Uiteindelijk kwam de autoriteit rond deze materie te vallen op de door Jeshua uitverkoren talmidim. Ook voor hen was het niet zo evident en was het een onderwerp van discussie. Maar uiteindelijk werd besloten, onder impuls van de Ruach Elohim, dat die heidenen zich niet moesten onderwerpen aan al de Joodse mitzvot.

Echter betekende dat niet dat er een verschil hoorde te bestaan tussen de bekeerde heidenen en de tot de leer van Jeshua gekomen Joden. In het begin van de huidige Westerse jaartelling werden de volgers van Jeshua nog aanzien als een tak in het Judaïsme. Maar de heidenen die zich tot die Joodse sekte De Weg bekeerden vormden een doorn in het oog van de gewone joden die deze mensen niet graag in hun synagogen zagen komen. Dit had tot gevolg dat zij geweerd werden en er meer werd uitgekeken om in huizen samen te komen en daar gemeenschap van gelovigen te vormen. Zo vonden vele burgers hun weg naar families die het geloof in Christus deelden en als een ecclesia of ‘gemeente‘ op onverdeelde wijze tezamen Jehovah God aanbaden en te dienden. Samen kwamen zij er  toe in herinnering van het Laatste avondmaal van Jeshua (Jezus) de heer in hun kleine kring het brood te breken. Daarom zegt de apostel tot hen, nadat hij over de beker en het brood van het avondmaal des Heren heeft gesproken:

„Omdat er één brood is, zijn wij, hoewel velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan [eten van] dat ene bood” {1 Kor. 10:17, NWV}.

Paulus doelt hier met de woorden „één lichaam” niet op het persoonlijke, vleselijke lichaam van Jezus, dat zinnebeeldig wordt voorgesteld door het brood van ongezuurd deeg. Maar op de gehele gemeente van geestelijke Israëlieten, wier geestelijke hoofd de Nazarener rebbe Jeshua (Jezus Christus) is. Later wordt er in deze zelfde brief van Paulus over deze gemeente, die onder Christus staat, gesproken als Christus’ lichaam:

„Gij nu zijt het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk leden. En God heeft de respectieve personen in de gemeente geplaatst.” {1 Kor. 12:27, 28, NWV}.

Zo kwamen er geleidelijk aan meer deelgenoten in dat lichaam van Christus; mensen die zich wilden overgeven om samen sterk in geloof te staan en te behoren tot een groep van mensen die overtuigd waren dat de Messias was gekomen en voor hen gestorven was. Voor hen hoorde er eenheid te zijn, of zij nu van nobele afkomst kwamen of van een slaven familie. Welke afkomst zij ook mochten hebben waren het mensen die voor elkaar klaar stonden om elkaar te helpen en om elkaar te ondersteunen. Zij beseften dat de Grote leermeester alle verschillen onder de mensen had weggenomen. Dankzij hem kwam iedereen op gelijke voet te staan en verkreeg iedereen gelijke rechten en gelijke kansen om in het Koninkrijk van God te kunnen komen. Het is in vrijwilligheid van samen gaan  en opoffering dat mensen onder Jeshua’s leiding zich wensten gedragen als mede broeders en zusters, of broeders en zusters in Christus. Voor hen was Jeshua de hoeksteen van hun gemeente. Zoals een steen op de hoek van een gebouw twee muren verbindt en verstevigt aanschouwden zij Jeshua de verbintenis tussen Jood en niet-Jood. Zoals voor openbare gebouwen en stadsmuren gewoonlijk een bijzonder sterke steen werd uitgekozen hadden zij nu voor de grondvesting van hun wereld die voorname leermeester Jeshua (Jesjoea/Jezus) uitgekozen. Figuurlijk is hij de ‘fundament-hoeksteen’ van de christelijke gemeente, die vergeleken wordt met een geestelijk huis (Ef 2:20; Job 38:6) Het was in de getuigenis van vreugde dat men nu open was komen te staan om niet Joden in de gemeenschap op te nemen om hen als nieuwelingen als herboren kinderen van God te aanvaarden.

Net als Salomo voor het fundament van de tempel grote, kostbare gehouwen stenen had gebruikt, wordt ook een voor God kostbaar fundament gelegd voor het ’geestelijke huis’ waarin Jezus’ gezalfde volgelingen „levende stenen” zijn. Nu is Jeshua zelf als de fundament-hoeksteen genomen. Op het fundament van de apostelen en de christelijke profeten worden de overige van de wereld ontnomen of apart gelaatsten opgebouwd tot „een plaats waarin God door geest woont”. Alle „stenen” waaruit dit geestelijke huis bestaat, worden zo door Jehovah uitgekozen. (1Pe 2:4-6; Ef 2:19-22)

De door Jeshua gekozen Saul, Paulus de apostel, liet weten dat de taak om christenen te maken te vergelijken was met het bouwen. Er was, en is nog steeds, de belangrijkheid om met onbrandbare materialen op Jeshua (Jezus Christus) als het fundament te bouwen, teneinde geen verlies te lijden. (1Kor 3:10-15). Paulus moedigde de Hebreeën aan om nadat zij de grondleer over de Christus hadden leren kennen, niet te blijven stilstaan, maar tot rijpheid voort te gaan.  (Heb 6:1, 2)

Als God het toestaat moeten wij niet opnieuw een fundament leggen, namelijk berouw over dode werken met zinloze daden, maar moeten wij met ons geloof in de Ene Ware God, ons verenigd voelen in de leer die Jeshua verkondigde en ons heeft doen verlichten. Als broeders en zusters willen nu die Joden en niet-Joden te samen allemaal dezelfde inzet blijven tonen zodat zij tot het einde toe mits zij alleen deel aan de Christus hebben als ze tot het einde toe stevig vasthouden aan het vertrouwen dat die volgelingen van Jeshua hadden in de eerste eeuw. Zoals zij volledig zeker waren van de hoop zijn wij nu ook nog zeker van die hoop en vormen nu ook één gemeenschap van gelovigen.

Het is dankzij geloof en geduld dat Joden maar nu ook goyim de beloften kunnen erven. Toen de Elohim Zijn belofte aan Abraham deed, kon hij bij niemand zweren die groter was, en dus zwoer Hij bij Zichzelf dat Abraham de artsvader van een grote natie mocht komen te wezen. Aldus werd Abraham ook de aartsvader voor hen die niet bepaald uit een Joodse moeder waren geboren. Zij die nu bij Jeshua kwamen te horen konden nu als echt Abrahams nageslacht aanzien worden (Galaten 3:29) Ook de goyim mochten zich nu als erfgenamenerfgenamen van God maar mede-erfgenamen met Christus, volgens een belofte gaan beschouwen (Romeinen 8:27).

Verscheidene schriftuurplaatsen tonen duidelijk aan dat velen in Israël de gelegenheid hadden een aandeel in het koninkrijk van Christus en het Koninkrijk van God te hebben. Jeshua bood zich aan Israël aan als hun koning, maar zij weigerden hem te aanvaarden en aldus verwierpen zij hem als hun koning. Toen werd de veroordeling over Israël uitgesproken, en hij reinigde de tempel. (Matth. 21:5; Luk. 19:37-40; 42-46, NW). Door Israëls eigen keuze is er openheid gekomen naar hen die eerst niet onder het verbond met Abraham stonden. Het koninkrijk Gods werd van hen weg genomen en aan een natie gegeven die de vruchten er van kon voortbrengen. Zij die de ’steen van Zion’, verwierpen zouden moeten gaan toezien hoe de Allerhoogste ook plaats maakte voor hen die bereidwilligheid toonden om tot Hem te naderen.

Doordat de Joden in ongeloof en ongehoorzaamheid de overleveringen van mensen volgden, konden zij in hun organisatie geen plaats vinden voor de fundament-hoeksteen van Zion. Zij werden in verwarring gebracht en openlijk te schande gezet.

„Het was nu de voorbereiding van het pascha; het was ongeveer het zesde uur. En [Pilatus] zeide tot de Joden: ’Ziet! uw koning!’ Zij schreeuwden echter: ’Neem hem weg! Neem hem weg! Nagel hem aan een paal!’ Pilatus zeide tot en: ’Zal ik uw koning aan een paal nagelen?’ De overpriesters antwoordden: ’Wij hebben geen koning dan Caesar.’ Toen leverde hij hem derhalve aan hen over om aan een paal genageld te worden.”

Zij struikelden dus over Jeshua als de beloofde Messias, de Koning van Israël.

„Zij zijn gestruikeld over de ’steen der struikeling’;

zoals er staat geschreven:

’Zie! ik leg in Zion een steen der struikeling en een rotsmassa des aanstoots, maar hij die zijn geloof er op grondt, zal niet teleurgesteld worden.’” (Rom. 9:32, 33; Joh. 19:14-16, 19-22, NWV.)

Hier in kunnen Joden en niet-Joden hun hoop stellen en vertrouwen op de gezondene van God. En zij die deze gezondene van God erkennen en aanvaarden als de Weg naar God, zien dan maar al te graag hun gemeenschap groeien en willen deze opbouwen op dat fundament Christus.

 

+

Lees verder:

Pagina 5 Gelovige niet-Joden die verbonden zijn met gelovige Joden

Voorgaande lectuur

Niet toegeven aan de wereld

Christus in de Tora: In de boekrol staat van mij geschreven

++

Aansluitend

  1. Verzoening en Broederschap 4 Deelgenoten in Christus
  2. Verzoening en Broederschap 7 Eén zijn
  3. Vergadering – Meeting
  4. Verenigen
  5. Al of niet verenigen
  6. Een samenkomst of meeting
  7. Verzamelen, bijeenkomen, samenkomen, vergaderen
  8. Een losgeld voor iedereen 2 Een verheven persoon van vlees en bloed
  9. Geloof in Jezus Christus
  10. De ecclesia als lichaam van Christus
  11. Christen worden iets anders dan lid worden van een kerk.
  12. Christus niet bezitten
  13. Christen zijn is de leider Jezus volgen
  14. Bouwend op de leermeester van God
  15. Laat ons samen komen
  16. De voordelen van een kleine gemeenschap of een huiskerk
  17. Fragiliteit en actie #12 Beperking
  18. Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
  19. Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
  20. Gods volk onderweg – Het leven in de gemeente
  21. Gods vergeten Woord 19 Het Lichaam van Christus 3 Gezamenlijke dienst
  22. Betreffende het spirituele lichaam
  23. Opgaan naar Jeruzalem: Jezus’ laatste reis #2
  24. Hoe leest u? Om het koninkrijk van God binnen te gaan
  25. De Ekklesia #7 De vrijwillige toetreding
  26. Schapen en bokken 2 Bruikbaar en onbruikbaar – Goede en slechte daden
  27. Broeders in Christus of Christadelphians – Wie zijn ze